Deze website gebruikt cookies. Externe partijen, waaronder facebook, kunnen mogelijk cookies, webbakens en andere opslagtechnologieën gebruiken voor het verzamelen en het ontvangen van gegevens over jou en het gebruik dat je maakt van onze website en elders op internet. Deze gegevens worden gebruikt voor het aanbieden van services op maat en gerichte advertenties. Indien je meer informatie wenst over cookies, gelieve hier te klikken. Het verder gebruiken van deze website impliceert jouw toestemming tot het plaatsen van deze cookies.
Aardappelen kweken in een aardappelzak is heel makkelijk. Het kweken van aardappelen in een aardappelzak neemt niet veel ruimte in en toch geniet je van een heerlijke verse aardappeloogst. Ook leuk en leerzaam voor kinderen!
Bekijk ook het volgende filmpje.
Aardappelen kweken doe je het best met gekiemde aardappelen. Voor het kweken van aardappelen heb je pootaardappelen nodig. Dit zijn aardappelen die niet behandeld zijn met kiemremmers. Aardappelen die bedoeld zijn voor consumptie zijn vaak wel behandeld met kiemremmers. Ook is de kans op bodemziekten kleiner als je pootaardappelen gebruikt. Laat de pootaardappelen eerst kiemen: leg de aardappelen in een eierdoos met de ‘mooiste ogen’ naar boven. Zet de eierdoos op een vochtige en koele plek, rond 11 graden is prima. Zet ze op een licht plekje, maar niet in de felle zon. Na drie à vier weken zie je de eerste scheuten tevoorschijn komen. Wanneer de kiemen ongeveer 1 tot 2 cm lang zijn kunnen ze de grond in. Door je aardappelen te laten kiemen heb je kans op vroegere, goede oogstrijpe aardappelen.
Aardappelen plant je niet, die poot je. Zet de plantzak op een beschut plekje waar minimaal 6 tot 8 uur de zon schijnt en waar hij beschermd is tegen regen en vorst. Wanneer de aardappelzak gevuld is met grond en aardappelen, kun je hem namelijk moeilijker verplaatsen. Vul de zak met een circa 20 cm dikke laag potgrond. Duw drie aardappelen op gelijke afstand van elkaar in de aarde met de scheuten omhoog. Steek ze een kleine vuist diep in de grond. Geef de aardappelen na het poten direct water. Geef zoveel water dat het de zak uitloopt. Blijf daarna regelmatig watergeven. De aarde moet altijd vochtig zijn, maar niet te nat. Zorg dat de aardappelzak bij extreme regenval op een beschutte plek staat.
Na een kleine week komen de eerste scheuten al tevoorschijn. Laat deze groeien tot ze ongeveer 20 cm hoog zijn. Vul dan een laag van 10 cm aarde bij. Op deze manier krijgt de plant heel sterke wortels. Vul zo om de drie weken aan met aarde tot de plantzak vol is. Wanneer de eerste blaadjes tevoorschijn komen, geef je de aardappelen wat mest. Het best gebruik je hiervoor AVEVE meststof voor groenten en fruit. Geef per plant circa 40 tot 50 gram mest. Let op dat je altijd de goede meststoffen geeft, verkeerde meststoffen zorgen vaak voor veel loof en weinig aardappelen. Of nog erger: vervelende ziekten zoals de aardappelziekte (Phytophthora).
Na 2,5 à 3 maanden worden de blaadjes van de plant geel. Stop dan met water geven en wacht ongeveer twee weken. Nu zijn je aardappelen klaar om te oogsten. Open het luik van de aardappelzak en haal de aardappelen eruit. Wil je liever wat kleinere aardappeltjes? Kijk dan al voorzichtig na 10 à 11 weken in de aardappelzak. Nieuwe aardappeltjes met botersaus zijn een ware delicatesse! Zijn de aardappelen echt nog niet oogstrijp? Dan sluit je het luik van de aardappelzak weer en kijk je over een paar weken nog eens. Je kunt de hele winter van je eigen geoogste aardappelen eten, als je ze maar op een donkere, droge, koele en vorstvrije plek bewaart. Het best in een kistje, krat of jutezak. Kijk hier voor meer tips bij aardappelen rooien.
Hoe je oogst en fruit verwerken? Ontdek hieronder onze recepten.
Wat zeggen anderen